midzomernachtsdroom

  • mid·zo·mer·nachtsdroom
enkelvoud meervoud
naamwoord midzomernachtsdroom midzomernachtsdromen
verkleinwoord - -

de midzomernachtsdroomm

  1. (figuurlijk) fantasie waarin magische dingen gebeuren
      Alles wat zwaar was, schonk zij door haar scherts de wufte vluchtigheid van vleugelen, en het dunkte hem, dat hij met haar door de betooverde wereld danste als elfen door een midzomernachtsdroom.[1]
      Er is een tijd geweest, dat ieder gesteente en ieder dier zijne bovennatuurlijke relaties had en men in elk deel der natuur een symbool zag van het goddelijke; dit was het leven als midzomernachtsdroom en men zou verdwaasd moeten zijn om de schoonheid dezer aanschouwing, eene onuitputtelijke bron van vitaliteit, te verwerpen.[2]
  2. (folklore) beelden die je in je slaap tijdens de kortste nacht van het jaar ziet, waaraan bijgelovigen bijzondere betekenis toekennen
     Vroeger hingen jonge meisjes in de midzomernacht(21 juni) een bloeiende vlierbloesemtak achter hun bed in de hoop dat in een midzomernachtsdroom hun toekomstige echtgenoot hun verschijnen.[3]
      Ieder gaf bijzonder acht op 't geen hij in dien nacht droomde, want een Midzomernachtsdroom was van groote beteekenis.[4]
  1.   Weblink bron De mythe van een jeugd. : VIII. Aan zee. in: De Gids., jrg. 85 deel 2 nr. 5 (mei 1921), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 218
  2.   Weblink bron
    Matthijs Vermeulen
    “De twee muzieken. Deel 1.” (1918), A.W. Sijthoff's uitgevers-maatschappij, Leiden, p. 37
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Martha en Paul
    “Flierefluiter en midzomernachtsdroom” (juni 2013) op heijen.info
  4.   Weblink bron
    Jan ter Gouw
    “De volksvermaken.” (1871), Erven F. Bohn, Haarlem, p. 238