middagbreedte
- mid·dag·breed·te
- samenstelling van middag en breedte (graad)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middagbreedte | middagbreedten |
verkleinwoord | middagbreedtetje | middagbreedtetjes |
de middagbreedte v
- (astronomie) de breedtegraad die bij maximale zonshoogte (12 uur ware plaatselijke tijd) door de navigator is bepaald
- Na de aflezing van de sextant had de stuurman al snel de middagbreedte berekend.
1. de breedtegraad bij maximale zonshoogte
- Het woord 'middagbreedte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.