Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: mega-meega


  • me·ga
  • zelfstandig gebruik van het voorvoegsel mega-
stellend
onverbogen mega
verbogen -

mega

  1. (spreektaal) heel groot
    • Jouw problemen gaan echt mega worden als je zo doorgaat. 
  2. (spreektaal) (figuurlijk) echt groots, heel goed of buitengewoon prettig
    • Ik wens jou een mega vakantie! 
  3. (spreektaal) (bijwoordelijk gebruikt) in heel sterke mate
    • Ze is echt mega gelukkig met haar nieuwe vriend. 
  • De gangbare vorm in verzorgd taalgebruik is waar mogelijk een aaneengeschreven afleiding met mega-.
enkelvoud meervoud
naamwoord mega -
verkleinwoord - -

de megam

  1. (spreektaal) megabyte
    • Voor mijn foto's had een schijf van 500 mega nodig. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • me·ga

mega

  1. (meteorologie) wolk