• ma·tri·ar·chaal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen matriarchaal matriarchaler matriarchaalst
verbogen matriarchale matriarchalere matriarchaalste
partitief matriarchaals matriarchalers -

matriarchaal [1]

  1. betrekking hebbend op een samenlevingsvorm waarbij vrouwen aan de macht zijn en overerving via de vrouwelijke lijn gaat
    • Mongolië is een matriarchale samenleving. Is de man niet goed voor zijn vrouw, dan vindt hij bij thuiskomst zijn laarzen en zijn bijl bij de deur, en hoeft hij niet meer binnen te komen. [2] 
    • Hoe anders is dat echter geregeld in een olifantenmaatschappij: daar is een oudere, dominante olifantenkoe de baas over een kudde vrouwtjes en hun jongen. We spreken bij olifanten dan ook van een matriarchale structuur. [3] 
    • Maar volgens de ANPV komen in de lijst woorden voor waar „menig Nederlander nog nooit van gehoord heeft”, zoals excerpt, agnosticisme, redundantie, tautologie, matriarchaal, alluviaal en afrodisiacum. De bond hoort regelmatig verhalen van studenten die geen politieagent kunnen worden omdat ze de woordentest niet hebben gehaald. [4] 
74 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]