• tau·to·lo·gie
enkelvoud meervoud
naamwoord tautologie tautologieën
verkleinwoord tautologietje tautologietjes

de tautologiev

  1. (taalkunde) benadrukking van een woord met een ander woord dat zo goed als dezelfde betekenis heeft
    • één en dezelfde
      leugen en bedrog
       
  2. (logica) redenering waarvan de logische structuur alleen ware uitspraken als voorbeeld heeft
    • het regent of het regent niet 
86 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.