tautologie
- Geluid: tautologie (hulp, bestand)
- tau·to·lo·gie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘herhaling met een andere uitdrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- afgeleid van het Griekse 'tāutó' (hetzelfde) en van het Latijnse -logia, van het Griekse '-λογία'
- met het voorvoegsel tauto- met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tautologie | tautologieën |
verkleinwoord | tautologietje | tautologietjes |
de tautologie v
- (taalkunde) benadrukking van een woord met een ander woord dat zo goed als dezelfde betekenis heeft
- één en dezelfde
leugen en bedrog
- één en dezelfde
- (logica) redenering waarvan de logische structuur alleen ware uitspraken als voorbeeld heeft
- het regent of het regent niet
- [1] pleonasme
- Het woord tautologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tautologie" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "tautologie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tautologie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.