manvolk
- man·volk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manvolk | |
verkleinwoord |
het manvolk o
- (informeel) alle mannen in het algemeen
- Maar staan de fraai uitgedoste meiden er dan alleen om het toegestroomde manvolk te vermaken? ,,Nee!’’, zegt Tom resoluut. ,,Er zijn heel veel vrouwen die ook graag naar mooie vrouwen kijken. [2]
- Met de 'pil' voor mannen lijkt het nog niet echt te vlotten, maar wetenschappers hebben een andere goedkope, langdurig werkzame en omkeerbare anticonceptiemethode voor het manvolk ontwikkeld. [3]
- Het woord manvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manvolk" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia David van der Heeden 18-12-17 Tom Coronel: Belachelijk als F1 met gridgirls breekt, het is gewoon mooi!
- ↑ De Telegraaf 11 sep. 2014 Mannelijke anticonceptie op komst
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be