Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrouw·volk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouwvolk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vrouwvolko

  1. alle vrouwen tezamen; het vrouwelijk gedeelte van de bevolking
    • Hoe ziet onze spaarlust er honderd jaar later eigenlijk uit? Uit recentelijk onderzoek naar het Nederlandse spaargedrag blijkt dat spaarprogramma's in supermarkten en Air Miles de twee meest populaire manieren zijn. Over het algemeen houdt het vrouwvolk van sparen, maar eenmaal voet gezet op het tankstation dan overheerst de spaardrift bij mannen. [3] 
    • Bieringa sluit niet uit dat ze later, in de anonimiteit, alsnog een poging waagt het korps te veroveren. Of ze dan de eerste vrouwelijke commando is, valt te betwijfelen. Inmiddels hebben zich nog vier vrouwen gemeld, bevestigde Defensie donderdag. De commando’s zijn nog niet van het vrouwvolk af. [4] 
    • Wat zoudt gij zonder ’t vrouwvolk zijn? [5] 
Antoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]


Verwijzingen