Mangat
  • man·gat
enkelvoud meervoud
naamwoord mangat mangaten
verkleinwoord mangaatje mangaatjes

het mangato

  1. een opening in een stoomketel of riool waardoor een man naar binnen kan. Een in het Nederlands veel gebruikelijkere term voor een mangat in een riool is 'put'.
    • Hij viel in een open mangat en bezeerde zich lelijk. 
70 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]