soldaten in een loopgraaf
  • loop·graaf
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gang in de grond voor dekking tegen de vijand’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • samenstelling van  loop ww  en  graaf ww  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord loopgraaf loopgraven
verkleinwoord loopgraafje loopgraafjes

de loopgraafv / m

  1. (militair) een uitgegraven geul, diep en breed genoeg dat men er in kan lopen zonder bloot te staan aan vijandelijk vuur
    • In de Eerste Wereldoorlog waren de loopgraven bij de IJzer berucht omdat er erg veel slachtoffers vielen. 
    • Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [3] 
     Het slagveld dat van schoonheid werd vervuld, het boomloze landschap dat baadde in de ochtendzon, wilde bloemen die de loopgraven vulden met hun warme geurflarden, de schoonheid van de natuur die alleen ervaren kon worden in aanwezigheid van de dood en met mannelijke deugden die alleen tot uitdrukking kwamen door het doden.[4]
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]