lo·gor·rhoea

enkelvoud meervoud
naamwoord logorrhoea -
verkleinwoord - -

de logorrhoeav / m

  1. (medisch) (verouderd) op een gewone toonhoogte alsmaar snel, maar onsamenhangend blijven praten als gevolg van een geestelijke stoornis
    • Inderdaad zijn de overeenkomsten opvallend: bij beiden dezelfde logorrhoea, dezelfde euforische ideeënvlucht, dezelfde (fysieke én geestelijke) gulzigheid, dezelfde ‘barbaarse’ mateloosheid en obsceniteit. [1]


enkelvoud meervoud
logorrhoea logorrhoeas

logorrhoea

  1. (medisch) logorroe, op een gewone toonhoogte alsmaar snel, maar onsamenhangend blijven praten als gevolg van een geestelijke stoornis