• lig·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord ligger liggers
verkleinwoord liggertje liggertjes

de liggerm

  1. (bouwkunde) een samengesteld horizontaal constructie-element om een ruimte te overspannen
    • De liggers waren door de constructeur nauwkeurig berekend. 
  2. (sport) elk van de horizontale steunen van een brug als gymnastiekwerktuig
90 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]


  • lig·ger
Naar frequentie 443

ligger

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ligge


  • lig·ger
Naar frequentie 404

ligger

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ligge
  • som ligger i sør
die in het zuiden ligt
  • som ligger midt i
die zich in het midden bevindt van


ligger

  1. verouderde spelling of vorm van ligg tot 2012 [1]
(tegenwoordige tijd van ligga en ligge)
  1. Taalhervorming 2012:
    Ny rettskriving for 2000-talet (in het Nynorsk)
    3.4.4 Presens på [-er] av sterke verb