ligga
- lig·ga
- Afkomstig van het Oudnoorse woord liggja
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ligga |
ligg bijvorm: ligger |
låg |
lege legi |
onregelmatig |
ligga
- onovergankelijk (bijvorm) liggen
- lig·ga
- Afkomstig van het Oudnoorse woord liggja
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
supinum |
ligga |
låg |
legat |
volledig |
ligga