lichtvaardigheid
- licht·vaar·dig·heid
- afleiding van lichtvaardig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lichtvaardigheid | lichtvaardigheden |
verkleinwoord |
de lichtvaardigheid v
- de mate waarin men zaken al te makkelijk benadert
- ▸ Het is waar, Aleksej Aleksandrovitsj was zich de lichtvaardigheid en onjuistheid van deze voorstelling vaag bewust.[2]
- ▸ De zaak 'heeft bepaalde delen van zijn persoonlijkheid, en zijn relaties met vrouwen en geld aan het licht gebracht', schreef de Franse krant Le Monde dinsdag in een commentaar. 'Net als Bill Clinton, wiens presidentschap werd bezoedeld door de affaire rondom Monica Lewinsky, is Strauss-Kahn vooral een slachtoffer van zijn eigen lichtvaardigheid.'[3]
- onnadenkendheid, loszinnigheid, luchthartigheid, onbedachtzaamheid, onberadenheid, onbezonnenheid, lichtzinnigheid, onzedelijkheid, losbandigheid,
- Het woord lichtvaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Socialistische Partij blij met intrekken aanklacht tegen DSK” (23-08-2011), Tubantia