• los·ban·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord losbandigheid losbandigheden
verkleinwoord - -

de losbandigheidv

  1. het losbandig zijn
    • Islamitische geestelijken in Saudi-Arabië zijn fel tegenstander van vrouwen achter het stuur. Zij zijn van mening dat autorijden tot losbandigheid onder vrouwen leidt. Een hoge geestelijke zei ooit dat rijden schadelijk is voor de eierstokken. [2]