• li·cen·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verlof’ voor het eerst aangetroffen in 1452 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord licentie licenties
verkleinwoord - -

de licentiev

  1. verlof, patent
  2. (sport) startvergunning
     De licentiecommissie legde Twente een Europees verbod van drie jaar op. Ook zou de licentie van de club ingetrokken worden als de club niet zou meewerken aan een onafhankelijk onderzoek en het bestuursmodel niet ingrijpend zou veranderen.[3]
  3. studiejaren, besteed aan het behalen van de graad van licentiaat
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]