leegstaan/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van leegstaan
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		leegstaan			leeg te staan
	toekomend		zullen leegstaan leeg zullen staan			te zullen leegstaan leeg te zullen staan
voltooid	tegenwoordig		hebben leeggestaan			te hebben leeggestaan
	toekomend		leeggestaan zullen hebben			leeggestaan te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	leegstaand		leeggestaan			ev. sta leeg	mv. verouderd staat leeg	sta leeg (bijzin) leegsta
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	sta leeg	staat leeg	staat leeg	staat leeg	staat leeg	staan leeg	staan leeg	staan leeg
verleden (o.v.t.)	stond leeg	stond leeg	stond leeg	stond leeg	stond leeg	stonden leeg	stonden leeg	stonden leeg
toekomend (o.t.t.t.)	zal leegstaan	zult/zal leegstaan	zult/zal leegstaan	zult leegstaan	zal leegstaan	zullen leegstaan	zullen leegstaan	zullen leegstaan
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou leegstaan	zou leegstaan	zou(dt) leegstaan	zoudt leegstaan	zou leegstaan	zouden leegstaan	zouden leegstaan	zouden leegstaan
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	leegsta	leegstaat	leegstaat	leegstaat	leegstaat	leegstaan	leegstaan	leegstaan
verleden (o.v.t.)	leegstond	leegstond	leegstond	leegstond	leegstond	leegstonden	leegstonden	leegstonden
toekomend (o.t.t.t.)	zal leegstaan leeg zal staan	zult/zal leegstaan leeg zult/zal staan	zult/zal leegstaan leeg zult/zal staan	zult leegstaan leeg zult staan	zal leegstaan leeg zal staan	zullen leegstaan leeg zullen staan	zullen leegstaan leeg zullen staan	zullen leegstaan leeg zullen staan
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou leegstaan leeg zou staan	zou leegstaan leeg zou staan	zou(dt) leegstaan leeg zou(dt) staan	zoudt leegstaan leeg zoudt staan	zou leegstaan leeg zou staan	zouden leegstaan leeg zouden staan	zouden leegstaan leeg zouden staan	zouden leegstaan leeg zouden staan
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb leeggestaan	hebt leeggestaan	hebt/heeft leeggestaan	hebt leeggestaan	heeft leeggestaan	hebben leeggestaan	hebben leeggestaan	hebben leeggestaan
verleden (v.v.t.)	had leeggestaan	had leeggestaan	had leeggestaan	hadt leeggestaan	had leeggestaan	hadden leeggestaan	hadden leeggestaan	hadden leeggestaan
toekomend (v.t.t.t.)	zal leeggestaan hebben	zal/zult leeggestaan hebben	zult/zal leeggestaan hebben	zult leeggestaan hebben	zal leeggestaan hebben	zullen leeggestaan hebben	zullen leeggestaan hebben	zullen leeggestaan hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou leeggestaan hebben	zou leeggestaan hebben	zou/zoudt leeggestaan hebben	zoudt leeggestaan hebben	zou leeggestaan hebben	zouden leeggestaan hebben	zouden leeggestaan hebben	zouden leeggestaan hebben