• leeg·hoofd
enkelvoud meervoud
naamwoord leeghoofd leeghoofden
verkleinwoord leeghoofdje leeghoofdjes

de leeghoofdv / m, het leeghoofdo

  1. (figuurlijk) iemand zonder hersens, een dom en oppervlakkig persoon
    • Zoals de Republikeinen hem kwalijk hebben genomen dat hij weigerde om het beestje van het moslimterrorisme bij zijn naam te noemen, neem ik hem kwalijk dat hij dat andere gevaar van de democratie niet bij naam wil noemen: de nieuwe corrupte leeghoofdige, licht-ontvlambare demagogen die hem opvolgen en de Amerikanen die de democratie gebruiken om ze aan de macht te helpen. Het enige wat me nog meer tegenstaat dan de Obama Disneyfilm is wat er over zes dagen staat te gebeuren. Het ondenkbare wordt dan realiteit. Het sprookjesboek is compleet: de troetelfamilie maakt plaats voor een hele duistere variant, die aan het roer komt van het machtigste land ter wereld. Ik weet dat het mijn column geen goed doet om hier elke week hetzelfde te schrijven. Toch kan ik het niet laten: ik maak me hele grote zorgen. [3] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]