• in·tel·lec·tu·eel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verstandelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van intellect met het achtervoegsel -eel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord intellectueel intellectuelen
verkleinwoord intellectueeltje intellectueeltjes

de intellectueelm [3]

  1. iemand met een verstandelijke instelling
    • In de jaren vijftig was het roken van Gauloises een stijlkenmerk van de intellectuelen. Met name existentialisten als Jean Paul Sartre hadden ze vrijwel permanent in een mondhoek bungelen. [4] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen intellectueel intellectueler intellectueelst
verbogen intellectuele intellectuelere intellectueelste
partitief intellectueels intellectuelers -

intellectueel

  1. betrekking hebbend op het verstand, verstandelijk
    • President Bush heeft geweigerd te handelen tegen de diefstal van intellectueel eigendom door bedrijven in China, zoals die provisies in de "Overeenkomst over Commerciële Aspecten van Intellectueel eigendomsrecht" van de Wereldhandelsorganisaties mogelijk maken 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]