intellectueel
- in·tel·lec·tu·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verstandelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van intellect met het achtervoegsel -eel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intellectueel | intellectuelen |
verkleinwoord | intellectueeltje | intellectueeltjes |
- iemand met een verstandelijke instelling
- In de jaren vijftig was het roken van Gauloises een stijlkenmerk van de intellectuelen. Met name existentialisten als Jean Paul Sartre hadden ze vrijwel permanent in een mondhoek bungelen. [4]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | intellectueel | intellectueler | intellectueelst |
verbogen | intellectuele | intellectuelere | intellectueelste |
partitief | intellectueels | intellectuelers | - |
intellectueel
- betrekking hebbend op het verstand, verstandelijk
- President Bush heeft geweigerd te handelen tegen de diefstal van intellectueel eigendom door bedrijven in China, zoals die provisies in de "Overeenkomst over Commerciële Aspecten van Intellectueel eigendomsrecht" van de Wereldhandelsorganisaties mogelijk maken
- Het woord intellectueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intellectueel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "intellectueel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ intellectueel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 30 nov. 2016 Engelsen doven Frans icoon Gauloises
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be