pseudo-intellectueel

  • pseu·do-in·tel·lec·tu·eel
enkelvoud meervoud
naamwoord pseudo-intellectueel pseudo-intellectuelen
verkleinwoord - -

de pseudo-intellectueelm

  1. (pejoratief) iemand die doet alsof hij zich heeft verdiept in veel uiteenlopende vraagstukken
    • De zaken liggen natuurlijk anders als de schrijver van Het Verlangen, een bekentenisroman van ene Leonie met een ‘geniale masturbatiescène’, geen vieze oude man is maar een knappe jonge vrouw. Dus wordt de ambitieuze schoenenverkoopster Brigitte Hooijmakers in My Fair Lady-stijl klaargestoomd tot pseudo-intellectueel. [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pseudo-intellectueel pseudo-intellectueler pseudo-intellectueelst
verbogen pseudo-intellectuele pseudo-intellectuelere pseudo-intellectueelste
partitief pseudo-intellectueels pseudo-intellectuelers -

pseudo-intellectueel

  1. (pejoratief) de schijn wekken van uitgebreide theoretische grondslag
    • Pseudo-intellectueel gemopper dat er géén Europees volk is, geen gedeelde openbare ruimte, niet één taal – het is een nodeloze last voor het vitale gesprek over onze gedeelde toekomst. [2]