latafel
  • la·ta·fel
enkelvoud meervoud
naamwoord latafel latafels
verkleinwoord

de latafelv / m

  1. (meubel) lage kast met boven elkaar geplaatste laden en aan de bovenzijde een werkblad
34 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[3]