ladekast
- la·de·kast
- samenstelling van lade en kast
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ladekast | ladekasten |
verkleinwoord | ladekastje | ladekastjes |
- een kast met laden
- Hij bewaart al zijn gereedschap in een ladekast.
1. een kast met laden
- Het woord ladekast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.