Nederlands

 
moderne commode
Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mo·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘latafel’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'modus' (maat, manier) met het voorvoegsel com- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord commode commodes
verkleinwoord commodetje commodetjes

Zelfstandig naamwoord

de commodev

  1. een kast met veel laatjes op werkhoogte om een baby aan te kleden [3]
    • De commode stond al klaar op de babykamer. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen