commode
- com·mo·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘latafel’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'modus' (maat, manier) met het voorvoegsel com- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | commode | commodes |
verkleinwoord | commodetje | commodetjes |
de commode v
- een kast met veel laatjes op werkhoogte om een baby aan te kleden [3]
- De commode stond al klaar op de babykamer.
1. een kast met veel laatjes op werkhoogte om een baby aan te kleden
- Het woord commode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "commode" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "commode" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ commode op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be