lariks

- la·riks
de lariks m
- (coniferen) benaming voor naaldbomen uit het geslacht Larix
, die in de winter hun naalden laten vallen
- Het exemplaar in Wageningen maakt deel uit van een groeiend netwerk van twitterende bomen. In België zijn al een eik, een esdoorn en een beuk te volgen. In Duitsland zit een grove den elke dag online. Binnenkort gaan een lariks in Zwitserland en naaldbomen in Spanje meedoen. [4]
- Met enige verbazing las ik in de krant van 5 december dat in de herfst de bladeren van de lariks geel worden. Voor zover mij bekend, is de lariks een naaldboom en naaldbomen hebben als kenmerk geen bladeren maar naalden te hebben. [5]
- Het woord lariks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lariks" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ lariks op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "lariks" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tubantia Gerben van 't Hof 01-06-2017
- ↑ NRC A.W. Dijk 12 december 2000
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be