• lan·ter·fan·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord lanterfanter lanterfanters
verkleinwoord

de lanterfanterm

  1. iemand die niets doet
    • Hester is inmiddels op zoek naar haar vader. Ze wil hem dolgraag leren kennen. Haar moeder heeft wel steeds gezegd dat ze zoveel op hem lijkt en dat ze net zo’n lanterfanter is als hij, maar toch zou ze graag eens met hem willen praten. [3] 
    • In een grappige scène van De stand van de sterren, winnaar van het IDFA-festival, worden haastig een brommer en een televisie verstopt om een inspecteur van de armen-dienst om de tuin te leiden. In het derde deel van Leonard Retel Helmrichs documentaire-reeks rond de familie van oma Rumidja heeft lanterfanter Bakti het moeilijk. [4]