straatslijper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straat·slij·per
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van naamwoord van handeling van straatslijpen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straatslijper | straatslijpers |
verkleinwoord | straatslijpertje | straatslijpertjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die doelloos langs de straten loopt; iemand die op straat leeft
- ▸ Hij fluisterde hem iets in het oor, waarna de straatslijper zo hard als hij kon wegschoot in de richting van het Capitool.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord straatslijper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.