Een kwal [1]
  • kwal
enkelvoud meervoud
naamwoord kwal kwallen
verkleinwoord kwalletje kwalletjes

de kwalv / m

  1. (neteldieren), Medusozoa   vrijzwemmend, voornamelijk in zee levend ongewerveld dier met een geleiachtig lichaam in de vorm van een klok of paraplu
     De kwal dankt zijn gif aan een gen dat zijn voorouders honderden miljoenen jaren geleden overnamen van een bacterie.[3]
     November, Den 20. hadden wy de hoochte van 36. graden 57. minuten, zagen veel quallen drijven, enen grootte menichte van Seeluysen, een gedierte de Luysen zeer gelijck, vande groote als een kleyne vliege.[4]
  2. (scheldwoord) arrogant, vervelend persoon
    • Sommige mensen vinden Louis van Gaal een kwal. 
     De schrijver koos als hoofdpersoon van het Boekenweekgeschenk een bescheiden vrouw die literaire avondjes organiseert. „Ze heeft een beetje pech dat ze net Ilja Leonard Pfeijffer treft, een arrogante kwal.”[5]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. kwal op website: Etymologiebank.nl
  3. Michiel van Nieuwstadt
    “Kwal dankt zijn wapen aan gen bacterie” (30 september 2008) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Joris van Spilbergen
    Australische Navigatien (20 november 1615) in: Oost ende West-Indische spieghel: waer in beschreven werden de twee laetste navigatiën, ghedaen inde jaeren 1614,1615,1616,1617, ende 1618. (1621), Jan Janssz, Amsterdam, p. 153
  5. Thomas de Veen
    “Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Het beste is misschien om geen ouderwetse man te zijn’” (7 april 2022) op nrc.nl  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be