kuisvrouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kuis·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kuisvrouw | kuisvrouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kuisvrouw v
- (beroep) vrouw die schoonmaakt voor haar beroep
- ‘Vijftien jaar geleden werkte ik al op het hoofdkwartier, samen met Piet’, vertelt Duchateau. ‘Wel, toen waren we met zijn zevenen. En dan tel ik de kuisvrouw mee. Dan moet je op mekaar kunnen rekenen.’ [2]
- ‘Ik ben vooral nieuwsgierig naar de dood. Zoals ik ook zonder angst naar lijden kijk. Ik ga er niet van lopen, ik probeer er open voor te staan. Elke week ga ik naar mijn demente stiefmoeder en tantes. Dit is het, denk ik dan, hier zitten ze bij elkaar: de kuisvrouw en de ceo, te wauwelen en in hun pamper te stinken.’ [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kuisvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kuisvrouw" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 18 NOVEMBER 2017 ‘Ik noem hem nooit de nummer 2. Hij is de nummer 1,5’
- ↑ De Standaard 30 SEPTEMBER 2017 ‘Als we ons altijd netjes gedragen, gaat het stinken’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be