interieurverzorgster

Nederlands

 
interieurverzorgster
Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·ri·eur·ver·zorg·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord interieurverzorgster interieurverzorgsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de interieurverzorgsterv

  1. (eufemisme) (beroep) schoonmaakster
     Maar je kunt ook heel succesvol in het leven zijn als interieurverzorgster, winkelbediende, politieagent, verpleger of dokter. En hoe hard hebben wij deze mensen nu, in deze coronacrisistijd, nodig! Allemaal beroepen waarop flink bezuinigd is in de afgelopen jaren.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. interieurverzorgster op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “’Succesvol als verpleger’” (07 apr. 2020), De Telegraaf