kroeshaar
- kroes·haar
- Het eerste lid van deze samenstelling, kroes, is niet de verwachte Nederlandse vorm (vergelijk Middelnederlands: cruys, cruus), wellicht een (conservatieve) Oostnederlandse dialectvorm, uit Germaans *krūsa-, voor het eerst aangetroffen in 1573. [1]
- samenstelling van kroes en haar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroeshaar | kroesharen |
verkleinwoord | kroeshaartje | kroeshaartjes |
het kroeshaar o
- haar dat typerend is voor negroïde mensen. Het is haar dat gevormd wordt door veel en verschillende soorten kleine krulletjes.
- Als gevolg van de eeuwenlange slavernij van negroïde Afrikanen heeft de naam kroeshaar voor sommigen een negatieve connotatie.
1.
|
- Het woord kroeshaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroeshaar" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kroeshaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be