krater

Nederlands

Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mond van vulkaan’ voor het eerst aangetroffen in 1844 ^[1]
^[2]

de krater m

een trechtervormige uitholling in de grond veroorzaakt door een inslag of een (vulkanische) explosie
- Het oppervlak van de maan is gepokt en gemazeld met kraters veroorzaakt door de inslagen in haar lange geschiedenis.
▸ Daarna liet ik de toeristen al snel achter me en volgde ik de trail die helemaal langs de rand van de vulkaankrater liep. Op een bordje stond vermeld dat deze krater 650 meter diep was en ongeveer 7.700 jaar geleden was ontstaan.^[3]

▸ Het is stil in Roombeek. Touwen tingen tegen de vlaggenmast waar de driekleur halfstok hangt. In de verte het gejoel van spelende kinderen. Zo’n 70 mensen herdenken vrijdagmiddag 13 mei de ramp die zich 22 jaar eerder voltrok in de Enschedese wijk. Zij staan bij de plek waar de gewraakte vuurwerkcontainers een krater achterlieten. Een gat in de stad.^[4]
(oudheid) een mengvat voor wijn en water uit het Oude Griekenland

1.

Het woord krater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.^[5]

krater

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	krater	kraters
verkleinwoord	kratertje	kratertjes