kotelet
- ko·te·let
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ribstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1691 [1]
- Komt van het Franse côtelette.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kotelet | koteletten |
verkleinwoord | koteletje | koteletjes |
- (voeding) een stuk vlees van een varken, kalf of lam dat nog vastzit aan een stuk rib
- Vanavond eten we koteletten.
1. een stuk vlees van een varken, kalf of lam
- Het woord kotelet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kotelet" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kotelet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kotelet
- kotelet in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk