kopseizen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van kopseizen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		kopseizen			te kopseizen
	toekomend		zullen kopseizen			te zullen kopseizen
voltooid	tegenwoordig		hebben gekopseisd			te hebben gekopseisd
	toekomend		gekopseisd zullen hebben			gekopseisd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	kopseizend		gekopseisd			ev. kopseis	mv. verouderd kopseist	kopseize
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kopseis	kopseist	kopseist	kopseist	kopseist	kopseizen	kopseizen	kopseizen
verleden (o.v.t.)	kopseisde	kopseisde	kopseisde	kopseisde	kopseisde	kopseisden	kopseisden	kopseisden
toekomend (o.t.t.t.)	zal kopseizen	zult/zal kopseizen	zult/zal kopseizen	zult kopseizen	zal kopseizen	zullen kopseizen	zullen kopseizen	zullen kopseizen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou kopseizen	zou kopseizen	zou(dt) kopseizen	zoudt kopseizen	zou kopseizen	zouden kopseizen	zouden kopseizen	zouden kopseizen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gekopseisd	hebt gekopseisd	hebt/heeft gekopseisd	hebt gekopseisd	heeft gekopseisd	hebben gekopseisd	hebben gekopseisd	hebben gekopseisd
verleden (v.v.t.)	had gekopseisd	had gekopseisd	had gekopseisd	hadt gekopseisd	had gekopseisd	hadden gekopseisd	hadden gekopseisd	hadden gekopseisd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekopseisd hebben	zal/zult gekopseisd hebben	zult/zal gekopseisd hebben	zult gekopseisd hebben	zal gekopseisd hebben	zullen gekopseisd hebben	zullen gekopseisd hebben	zullen gekopseisd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekopseisd hebben	zou gekopseisd hebben	zou/zoudt gekopseisd hebben	zoudt gekopseisd hebben	zou gekopseisd hebben	zouden gekopseisd hebben	zouden gekopseisd hebben	zouden gekopseisd hebben