2. rondhout met uithollingen aan beide uiteinden
  • kop·hout·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord kophoutje kophoutjes

het kophoutjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kophout
  2. (scheepvaart) stuk rondhout met uithollingen of uitsparingen aan beide uiteinden, waardoor een touw of lijn geregen wordt
    • Elk kophoutje in een scheepsladder rust aan beide zijden op een knoop in de touwen die er doorheen geregen zijn. 
  • [2] Voor dit verkleinwoord is deze betekenis is het meest gangbaar [2]
  1. Klein, P.
    "woordenlijst: kop", Binnenvaarttaal op website Vereniging "De Binnenvaart": DeBinnenvaart.nl
    ; geraadpleegd 2018-07-16
  2. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221