kooromgang
  • koor·om·gang
enkelvoud meervoud
naamwoord kooromgang kooromgangen
verkleinwoord

de kooromgangm

  1. (religie) (bouwkunde) overdekte wandelgang rondom, en geopend naar, het koor
     Aan de overzijde van de kruising stak een onbekende heer een duim naar hem op, hij wuifde onbekommerd terug en op deze manier weer aan zijn bedrieglijke roversvoorkomen herinnerd kreeg hij een te onfatsoenlijke ingeving dan dat hij die in zijn bruisende uitgelatenheid weerstaan kon: met een ruime boog achterlangs de kooromgang kwam hij uit aan de zijkant van het altaar, hij liep de treden af en volmaakt onherkenbaar in zijn witte kaftan met fez en snor begaf hij zich in de drukte.[2]
     Vooral de kooromgang, de zuidgevel van een kapel en het zuiderportaal van de kerk zijn dringend aan vervanging toe. De zuidkant van de kerk en de toren werden bij het bombardement van Nijmegen op 22 februari 1944 verwoest.[3]