• kool·raap
enkelvoud meervoud
naamwoord koolraap koolrapen
verkleinwoord koolraapje koolraapjes

de koolraapv / m

  1. (bloemplanten), (groente) Brassica napobrassica   een plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae  ). Een koolraap is de wortel van deze plant. Het jonge blad wordt 'snijmoes' of 'snijkool' genoemd en wordt eveneens gegeten. Koolraap werd vroeger in het Friese kleigebied, de Bommelerwaard, Gelderland, Noord-Limburg en Noord-Brabant verbouwd voor zowel dierlijke (veevoer) als menselijke consumptie. Tegenwoordig wordt het in Nederland weinig meer gegeten en is het een van de zogenoemde vergeten groenten
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]