kniezerig
- knie·ze·rig
- Naamwoord van handeling van kniezen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kniezerig | kniezeriger | kniezerigst |
verbogen | kniezerige | kniezerigere | kniezerigste |
partitief | kniezerigs | kniezerigers | - |
kniezerig [1]
- op een zeurende manier
- „Mediagebruik geeft mede uiting aan het zoeken naar zin, maar die vinden we alleen in een persoonlijke relatie met God”, zei prof. dr. ir. H. Jochemsen, lector aan de Christelijke Hogeschool Ede. „Een houding van ascese is nodig. Dat is geen kniezerig bestaan zonder te genieten van wat God geeft, maar als Daniël ons hart erop richten dat we ons niet verontreinigen.” Evenals Hoogland zei Jochemsen dat er geen spanning hoeft te zijn tussen gewetensvorming en richtlijnen. „Maar met alleen kaders red je het niet.” [2]
- piekerend, ontstemd, klagend, wrevelig, ontevreden, nors, mopperig, korzelig, chagrijnig, brommerig, vervelend
- Het woord kniezerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kniezerig" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 15-04-2005 Uren achter de dvd-speler op zolder
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be