• knie·ze·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kniezerig kniezeriger kniezerigst
verbogen kniezerige kniezerigere kniezerigste
partitief kniezerigs kniezerigers -

kniezerig [1]

  1. op een zeurende manier
    • „Mediagebruik geeft mede uiting aan het zoeken naar zin, maar die vinden we alleen in een persoonlijke relatie met God”, zei prof. dr. ir. H. Jochemsen, lector aan de Christelijke Hogeschool Ede. „Een houding van ascese is nodig. Dat is geen kniezerig bestaan zonder te genieten van wat God geeft, maar als Daniël ons hart erop richten dat we ons niet verontreinigen.” Evenals Hoogland zei Jochemsen dat er geen spanning hoeft te zijn tussen gewetensvorming en richtlijnen. „Maar met alleen kaders red je het niet.” [2] 
82 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]