knarsetanden
- knar·se·tan·den
- In de betekenis van ‘met de tanden knarsen’ voor het eerst aangetroffen in 1627 [1]
- Samenstellende afleiding van de stam van knarsen en tand met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knarsetanden |
knarsetandde |
geknarsetand |
zwak -d | volledig |
knarsetanden
- inergatief de kaken op elkaar geklemd over elkaar bewegen, gewoonlijk uit ergernis of frustratie
- Sommige mensen knarsetanden in hun slaap.
1. de kaken op elkaar geklemd over elkaar bewegen, gewoonlijk uit ergernis of frustratie
- Het woord knarsetanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knarsetanden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "knarsetanden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be