kloven
- klo·ven
- In de betekenis van ‘(doen) splijten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kloven |
kloofde |
gekloofd |
zwak -d | volledig |
kloven
- overgankelijk het op bepaalde wijzen splijten van een materiaal b.v. diamant en hout
- Deze steen moet nog gekloofd worden.
- Dit was zijn leven, hij zette hout neer en kloofde het. Zijn hemd plakte aan zijn lijf. Steken in zijn onderrug. Elke klap was raak. Hij deed dit al zo lang, alles met afgemeten, bedwongen haast. Hij moest zweten, het moest pijn doen. [2]
- diamanten kloven
vervoeging van |
---|
kluiven |
kloven
- meervoud verleden tijd van kluiven
- Wij kloven.
- Jullie kloven.
- Zij kloven.
- Wij kloven.
kloven
de kloven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kloof
- Het woord kloven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kloven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kloven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wieringa, TommyDe heilige Rita 2017 ISBN 9789023458753 pagina 7
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be