• kil·lig
  • afleiding van kil met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen killig killiger killigst
verbogen killige killigere killigste
partitief killigs killigers -

killig [1]

  1. onprettig koud of fris
    • Het romantische park loopt tot en met het Groot Melkhuis. Aeyelts: “De sfeer is er intiem, nostalgisch, doet denken aan oude vervlogen tijden.” Op een killige dag begin juni fietsen we samen door het park en laat de beheerder mij zien wat hij de mooiste plekjes van het park vindt. [2] 
    • Buiten was het grijs en killig, maar een tapwagen aan de ingang van de concertzaal suggereerde een beetje de sfeer van de begindagen van de Gentse Feesten bij Sint-Jacobs. [3] 
  2. (figuurlijk) zonder medeleven
    • Het is best killig ontwaken in dit decennium. Na jaren bezig zijn met wat jij over de wereld denkt en wat de wereld over jou denkt, plots inzien dat die wereld eigenlijk gewoon helemaal niet met je bezig is: dat is een opluchting, ja, alleen besef je dat niet meteen. Het is het reality check-decennium. [4] 
59 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ite Rümke 20 juni 1996 De onveranderde schoonheid van het Vondelpark; Wandelen door een monument
  3. De Standaard 29 DECEMBER 2014 Van onze redacteurs,Rudy Tollenaere,Sander Luyten,karel van keymeulen Warm muzikaal afscheid
  4. De Standaard 08 APRIL 2013 Guinevere Claeys Onvoltooid tegenwoordige tijd
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be