Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkbel kerkbellen
verkleinwoord kerkbelletje kerkbelletjes

Zelfstandig naamwoord

de kerkbelv / m

  1. (religie) een bel naast de ingang van de sacristie die tijdens kerkdiensten geluid wordt
    • Als ze het kerkbelletje luiden dan komt de priester er zo aanlopen. 
  2. (religie) een bel in de toren van een kerk
    • Je kan de kerkbel hier nog helemaal horen. 
Synoniemen
Vertalingen
   1. zie: sacristiebel   
   2. zie: kerkklok   

Gangbaarheid

Meer informatie