• ka·mi·zool
enkelvoud meervoud
naamwoord kamizool kamizolen
verkleinwoord kamizooltje kamizooltjes

het kamizoolo

  1. (kleding) vest, vooral voor mannen, traditioneel met lange mouwen en diepe zakken
     Binnen is een enorm dikke vent in een blauw kamizool aan het vertellen hoe z’n vorige hond onder de pijnstillers is bezweken.[3]
     Ik ontdeed me van vest en hemd en ook Leekens ritste zijn traingingspak open. In een mum van tijd stonden we tegenover elkaar; ons bovenlichaam enkel gekleed in een sjofel kamizool.[4]
  2. (kleding) soortgelijk kledingstuk voor vrouwen, borstrok
  • Hij is niet gemakkelijk aan zijn kamizool
Hij is (op bepaalde punten) moeilijk in de omgang
38 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[5]
  1. kamizool op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Drie besjes en een hondje” (10 augustus 2006), de Volkskrant
  4.   Weblink bron
    Peter Vangindertael
    “Van onze verslaggever ter plaatse” (1 juli 1998), De Morgen
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be