• kal·ken
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

kalken [1]

  1. van kalk gemaakt of ermee bedekt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kalken
kalkte
gekalkt
zwak -t volledig

kalken [2] [3]

  1. overgankelijk (met kalk) (tekst) aanbrengen
  2. (geschiedenis) overtrekken op calqueerpapier
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]