kalken
- kal·ken
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
kalken [1]
- van kalk gemaakt of ermee bedekt
1.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kalken |
kalkte |
gekalkt |
zwak -t | volledig |
- overgankelijk (met kalk) (tekst) aanbrengen
- (geschiedenis) overtrekken op calqueerpapier
1.
- Het woord kalken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kalken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.