Nederlands

 
[1] kalkbak
Uitspraak
Woordafbreking
  • kalk·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalkbak kalkbakken
verkleinwoord kalkbakje kalkbakjes

Zelfstandig naamwoord

de kalkbakm

  1. (gereedschap) bakje met metselspecie dat de metselaar gebruikt samen met een troffel bij het metselen
  2. bak waarin men kalk blust
     De vont werd rond 1840 uit de kerk verwijderd naar een plek onder de toren en werd vervolgens door een plaatselijke kerktimmerman aan noordzijde van de kerk gebruikt als kalkbak.[2]
     Geprobeerd werd dus de tanende dooppraktijk om te buigen, maar hoe stond het met de liturgische voorwerpen van het sacrament? De twintigste-eeuwse kerkhistoricus prof. A. F. N. Lekkerkerker constateerde in 1964 verbeteringen, maar over voorgaande eeuwen moest hij een andere balans opmaken. Door een onderzoek naar middeleeuwse doopvonten in de noordelijke provincies werden er 25 teruggevonden en gedocumenteerd. Ze deden eeuwenlang dienst als bloembak, kalkbak of voerbak voor het vee.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wikipedia
    “Kerk van Eenrum” (28/5/2020), Wikipedia
  3.   Weblink bron
    Ardjan Logmans
    “Kerkhistorie met knipoog: Rondom de doopvont” (01-09-2018), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be