• ju·das·kus
enkelvoud meervoud
naamwoord judaskus judaskussen
verkleinwoord judaskusje judaskusjes

de judaskusm

  1. (figuurlijk) vriendelijk gebaar van een iemand die veinst een vriend te zijn, kort voordat zijn ware bedoelingen duidelijk worden
     Ik vind de kus-emoji-zonder-hartje 😗 altijd heel ingewikkeld. Als ik hem krijg denk ik steevast: wat voor kus is dat, een kus zonder liefde? Is dat zo’n plichtmatige natte pakkerd, die je vroeger, voor corona, gelaten moest ondergaan? Of is het een judaskus die aardig lijkt, maar je genadeloos verraadt?[3]
     Een Judaskus word wel gegeven
    Aan dien men staat naar goed en leven.
    De lippe brand door liefdeschyn,
    En 't hart dekt doodelyk venyn.
    [4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "judaskus" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3.   Weblink bron
    Japke-d. Bouma
    “Dit zijn de tien meest gehate emoji’s (op het werk)” (2 maart 2021) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Carolus Tuinman
    Wereldvriendschap in: Beginzel van hemelwerk. Bestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen (1720), Joh. Arnold, Langerak, p. 170 op dbnl.org