• ja·knik·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord jaknikker jaknikkers
verkleinwoord jaknikkertje jaknikkertjes

de jaknikkerm

  1. iemand die de eigen mening niet uitspreekt
    • Dat bestuur zit half vol met jaknikkers. 
  2. pomp met een tegengewicht die constant op en neer gaat
    • Hij fietste elke ochtend langs de jaknikkers. 
94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be