jaknikker
- Geluid: jaknikker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈjaknɪkər / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈjaknɪkər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈjaknɪkər/
- ja·knik·ker
- [1] afgeleid van jaknikken ww met het achtervoegsel -er
- [2] afgeleid van ja knikken ww met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaknikker | jaknikkers |
verkleinwoord | jaknikkertje | jaknikkertjes |
de jaknikker m
- iemand die de eigen mening niet uitspreekt
- Dat bestuur zit half vol met jaknikkers.
- pomp met een tegengewicht die constant op en neer gaat
- Hij fietste elke ochtend langs de jaknikkers.
- [1] jabroer
1. iemand die de eigen mening niet uitspreekt
2. pomp met een tegengewicht die constant op en neer gaat
- Het woord jaknikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jaknikker" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be