• ir·ri·tant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen irritant irritanter irritantst
verbogen irritante irritantere irritantste
partitief irritants irritanters -

irritant

  1. in hoge mate vervelend
    • Dit is de irritantste persoon die ik ooit gezien heb. 
    «Emiel is bijzonder irritant
  1.  De meeste vakantiegangers nemen de Autoroute du Soleil, een ongezellige snelweg met irritante tolpoorten en karakterloze wegrestaurants.[3]
     Hij was in bepaalde opzichten een jongere versie van mezelf. Zijn grote mond, iets te harde stem, irritante enthousiasme en overdreven positiviteit waren herkenbaar maar ook zijn ongepolijste bravoure, idealisme en romantische dromen om de wereld te verbeteren.[4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. irritant op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  enkelvoud meervoud
  mannelijk   irritant irritants
  vrouwelijk   irritante irritantes

irritant

  1. irritant