Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·net·pro·vi·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord internetprovider internetproviders
verkleinwoord internetprovidertje internetprovidertjes

Zelfstandig naamwoord

de internetproviderm

  1. (informatica) organisatie of persoon die diensten levert op of via het internet
    • Via een internetprovider ben je (meestal) verbonden met het internet 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid