provider
- pro·vi·der
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘organisatie die toegang verleent tot internet’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | provider | providers |
verkleinwoord | providertje | providertjes |
de provider m
- (informatica) organisatie die, al dan niet tegen betaling, (elektronische) diensten aanbiedt (b.v. toegang verleent tot internet)
- Het woord provider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "provider" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "provider" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ provider op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be