instructief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·struc·tief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord instructief instructieven
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

instructief m

  1. (taalkunde) naamval die het gebruikte middel aanduidt
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen instructief instructiever instructiefst
verbogen instructieve instructievere instructiefste
partitief instructiefs instructievers -

Bijvoeglijk naamwoord

instructief

  1. instructies bevattend, leerzaam
    • Opmerkingen die een instructief karakter hadden. 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be