innbyggar
- inn·byg·gar
- Naamwoord van handeling van het Nynorske werkwoord bygga met het voorvoegsel inn- en met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | innbyggar | innbyggaren | innbyggarar | innbyggarane |
innbyggar, m
- bewoner, burger, ingezetene, inwoner, staatsburger (mannelijke vorm)
- «Noreg har over 4 millionar innbyggarar.»
- Noorwegen heeft meer dan 4 miljoen inwoners.
- «Noreg har over 4 millionar innbyggarar.»
- bewoonster, burgeres, ingezetene, inwoonster, staatsburgeres (vrouwelijke vorm)
- hoofd van de bevolking
- «Fire fylkeskommunar vinn over 100 kroner per innbyggar på endringane.»
- Vier provincies winnen door de veranderingen meer dan 100 dollar per hoofd van de bevolking.
- «Fire fylkeskommunar vinn over 100 kroner per innbyggar på endringane.»
- innbyggarane i kommunen
inwoners van de gemeente
- innbyggarane i landet
inwoners van het land